Wat is DCD?
Soepel bewegen, een bal gooien en vangen, fietsen, jezelf aan- en uitkleden, veters strikken, tandenpoetsen, billen afvegen, met mes en vork eten, met een pen schrijven, over een lijn knippen; het lijkt allemaal heel gewoon dat kinderen deze vaardigheden leren. Voor sommige kinderen is dat echter niet zo vanzelfsprekend. Dat kunnen kinderen zijn met DCD. DCD is een ontwikkelingsstoornis van de coördinatie van bewegingen.
Hoe wordt DCD ook wel genoemd?
DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, in het Nederlands vertaald coördinatie- ontwikkelingsstoornis. Vroeger werden deze kinderen ook wel onhandig, houterig of clumpsy genoemd.
Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van de bewegingen, waardoor ze alledaagse taken minder makkelijk uit kunnen voeren dan leeftijdsgenoten. Kinderen met DCD worden vaak als “onhandig” omschreven.
Bij wie komt DCD voor?
DCD komt bij 1 op 10 tot 20 schoolgaande kinderen voor. Dit betekent dat er in vrijwel iedere groep sprake is van één of meer leerlingen met DCD. Het wordt ongeveer 5 keer vaker bij jongens gezien dan bij meisjes.
Oorzaken van DCD
De naam DCD zegt niets over de achterliggende oorzaak. Het zenuwstelsel is bij kinderen nog volop in ontwikkeling. Daardoor is het mogelijk voor kinderen om zich te ontwikkelen. Neem bijvoorbeeld het lopen, van het eerste stapje tot aan vloeiend lopen zonder te vallen met balans verstoring.
Bij het ene kind verloopt de rijping van de hersenen sneller dan bij het andere kind. Kinderen waarbij de rijping van de hersenen trager verloopt, zijn vaak wat onhandiger en vertonen verschijnselen van DCD.
DCD kan zich bij verschillende kinderen heel anders uiten. Voor alle kinderen met DCD geldt dat er motorische problemen zijn, die hun uitwerking hebben op het dagelijks leven.
Problemen in de motoriek kunnen ook een uiting zijn van onderliggende ziekten van hersenen of zenuwen en spieren. Dan is DCD eigenlijk het gevolg van deze ziekte. Soms wordt in de loop der tijd duidelijk dat er sprake is van een ziekte.
Waarschijnlijk is er ook sprake van erfelijke aanleg. Kinderen met DCD hebben vaak meerdere familieleden die ook DCD hebben.
Wat zijn verschijnselen van DCD?
Kinderen met DCD hebben een lagere spierspanning, ze voelen daardoor wat slapper aan dan kinderen zonder DCD.
Kinderen met DCD zijn vaak wat langzamer in het bereiken van de motorische ontwikkelingsmijlpalen, zoals kruipen en lopen.
Kinderen met DCD kunnen moeite hebben met schooltaken als knutselen, schrijven, gymnastiek
Kinderen met DCD kunnen moeite hebben met algemeen dagelijkse activiteiten als aan- en uitkleden en eten met bestek
Kinderen met DCD hebben vaak moeite met het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden.
De grove motoriek is vaak minder goed ontwikkelt, wat zich uit in veel vallen, houterige bewegingen, moeite evenwicht te bewaren en het leren fietsen kan lastig zijn.
Kinderen met DCD ervaren vaak onrust in hun lijf, waardoor ze moeite hebben stil te zitten en veel friemelen met hun handen
Kinderen met DCD zijn vaak minder snel zindelijk, ook is het vaak lastig om ’s nachts droog te blijven.
Bij kinderen met DCD komen vaker leerproblemen zoals dyslexie, dyscalculie en NLD voor.
Kinderen met DCD kunnen problemen ervaren tijdens sporten en spelen met vrienden.
Dit kan gevolgen hebben voor het zelfbeeld van het kind. Kinderen met DCD kunnen boos reageren, uit frustratie omdat ze activiteiten minder goed uit kunnen voeren dan andere kinderen.
Ook kunnen ze de sport en spelactiviteiten waar ze moeite mee hebben vermijden. Een andere reactie is clownesk gedrag, om het onhandige gedrag te verbloemen, bijvoorbeeld als het wéér niet lukt om een bal in het doel te schoppen of als er voor de zoveelste keer een beker drinken om gaat.
Bijkomende stoornissen
Een niet optimaal ontwikkeld zenuwstelsel kan naast problemen met de motoriek ook gevolgen hebben op andere ontwikkelingsgebieden. DCD komt relatief vaak voor in combinatie met andere ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD, een stoornis in het autistisch spectrum (ASS), leerstoornissen (zoals dyslexie).
Hoe wordt de diagnose DCD gesteld?
De diagnose wordt vaak gesteld op basis van het verhaal van het kind en de ouders en de bevindingen uit het lichamelijk onderzoek.
De kinderfysiotherapeut gebruikt een test om de motorische ontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenootjes in kaart te brengen. Dit is de Movement ABC2.
Als de kinderfysiotherapeut reden heeft om aan te nemen dat er sprake is van DCD verwijst deze het kind terug naar de huisarts. De huisarts verwijst het kind vervolgens naar de revalidatiearts welke verder onderzoek doet en de eventuele diagnose DCD stelt.
Vaak wordt er ook een algemeen ontwikkelingsniveau bepaald door een orthopedagoog of een kinderpsycholoog.
Hoe wordt DCD behandeld door de kinderfysiotherapeut?
Een groot gedeelte van de kinderen met DCD heeft geen behandeling nodig. Door het verstrijken van tijd en door het oefenen met sport en spel verbeteren hun motorische vaardigheden. Deze kinderen kunnen dan nog steeds wat “onhandiger” zijn dan gemiddeld, maar ze ondervinden hier geen hinder van.
Pas als het kind problemen ervaart door de DCD zoals een matig zelfbeeld, onzekerheid of omdat hij/ zij wordt gepest is het verstandig om in een vroeg stadium wel te beginnen met behandeling.
De behandeling door de kinderfysiotherapeut zal vooral gericht zijn op het op een speelse manier oefenen van motorische vaardigheden.
Door deze oefening van vaardigheden krijgt het kind vaak weer plezier in bewegen. De hulpvraag van kind en / of ouders bepaald welke vaardigheden er worden geoefend.